Dutch
Detailed Translations for verbeur from Dutch to German
verbeur form of verbeuren:
-
verbeuren
Conjugations for verbeuren:
o.t.t.
- verbeur
- verbeurt
- verbeurt
- verbeuren
- verbeuren
- verbeuren
o.v.t.
- verbeurde
- verbeurde
- verbeurde
- verbeurden
- verbeurden
- verbeurden
v.t.t.
- heb verbeurd
- hebt verbeurd
- heeft verbeurd
- hebben verbeurd
- hebben verbeurd
- hebben verbeurd
v.v.t.
- had verbeurd
- had verbeurd
- had verbeurd
- hadden verbeurd
- hadden verbeurd
- hadden verbeurd
o.t.t.t.
- zal verbeuren
- zult verbeuren
- zal verbeuren
- zullen verbeuren
- zullen verbeuren
- zullen verbeuren
o.v.t.t.
- zou verbeuren
- zou verbeuren
- zou verbeuren
- zouden verbeuren
- zouden verbeuren
- zouden verbeuren
diversen
- verbeur!
- verbeurt!
- verbeurd
- verbeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verbeuren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
verscherzen | verbeuren | een spier verrekken |
verspielen | verbeuren | een spier verrekken; vergokken; vergooien; verspelen |
verwirken | verbeuren | een spier verrekken; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; opvreten; uitgeven voor een maaltijd; verorberen; verslinden; verteren |
External Machine Translations: