Dutch
Detailed Translations for verdoren from Dutch to German
verdoren form of verdorren:
-
verdorren (uitdrogen; indrogen; verdrogen; opdrogen)
austrocknen; vertrocknen; trocknen; schrumpfen; verkümmern; trockenlegen; einschrumpfen; eintrocknen; schrumpeln; zusammenschrumpfen; runzligwerden-
austrocknen verb (trockne aus, trocknest aus, trocknet aus, trocknete aus, trocknetet aus, ausgetrocknet)
-
trockenlegen verb
-
einschrumpfen verb (schrumpfe ein, schrumpfst ein, schrumpft ein, schrumpfte ein, schrumpftet ein, eingeschrumpft)
-
eintrocknen verb (trockne ein, trocknst ein, trocknt ein, trocknte ein, trockntet ein, eingetrocknet)
-
zusammenschrumpfen verb (schrumpfe zusammen, schrumpfst zusammen, schrumpft zusammen, schrumpfte zusammen, schrumpftet zusammen, zusammengeschrumpft)
-
runzligwerden verb
-
-
verdorren (verwelken; verkommeren; verleppen)
Conjugations for verdorren:
o.t.t.
- verdor
- verdort
- verdort
- verdoren
- verdoren
- verdoren
o.v.t.
- verdorde
- verdorde
- verdorde
- verdorden
- verdorden
- verdorden
v.t.t.
- heb verdord
- hebt verdord
- heeft verdord
- hebben verdord
- hebben verdord
- hebben verdord
v.v.t.
- had verdord
- had verdord
- had verdord
- hadden verdord
- hadden verdord
- hadden verdord
o.t.t.t.
- zal verdorren
- zult verdorren
- zal verdorren
- zullen verdorren
- zullen verdorren
- zullen verdorren
o.v.t.t.
- zou verdorren
- zou verdorren
- zou verdorren
- zouden verdorren
- zouden verdorren
- zouden verdorren
diversen
- verdor!
- verdort!
- verdord
- verdorrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze