Dutch
Detailed Translations for vergoten from Dutch to German
vergoten:
vergoten form of vergieten:
-
vergieten
gießen; vergießen; verschwenden; vergeuden; vertun; kleckern-
verschwenden verb (verschwende, verschwendest, verschwendet, verschwendete, verschwendetet, verschwendet)
Conjugations for vergieten:
o.t.t.
- vergiet
- vergiet
- vergiet
- vergieten
- vergieten
- vergieten
o.v.t.
- vergoot
- vergoot
- vergoot
- vergoten
- vergoten
- vergoten
v.t.t.
- heb vergoten
- hebt vergoten
- heeft vergoten
- hebben vergoten
- hebben vergoten
- hebben vergoten
v.v.t.
- had vergoten
- had vergoten
- had vergoten
- hadden vergoten
- hadden vergoten
- hadden vergoten
o.t.t.t.
- zal vergieten
- zult vergieten
- zal vergieten
- zullen vergieten
- zullen vergieten
- zullen vergieten
o.v.t.t.
- zou vergieten
- zou vergieten
- zou vergieten
- zouden vergieten
- zouden vergieten
- zouden vergieten
diversen
- vergiet!
- vergiet!
- vergoten
- vergietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het vergieten (geschrei; tranen vergieten)
Translation Matrix for vergieten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Geschrei | geschrei; tranen vergieten; vergieten | gebrul; gebulder; gegil; gekijf; gekrijs; geschreeuw; misbaar |
Verb | Related Translations | Other Translations |
gießen | vergieten | bijgieten; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; gieten; ingieten; inschenken; intappen; overgieten; overschenken; overstorten; plenzen; schenken; serveren; stortregenen; tappen; volschenken; vullen |
kleckern | vergieten | keutelen; kladden; knoeien; morsen; vlekken |
vergeuden | vergieten | opmaken; potverteren; verbeuzelen; verboemelen; verbrassen; verdoen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verlummelen; verspillen |
vergießen | vergieten | verdoen; verspillen |
verschwenden | vergieten | erdoor jagen; opmaken; potverteren; verboemelen; verbrassen; verdoen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; versjacheren; verspillen |
vertun | vergieten | verbeuzelen; verboemelen; verbrassen; verdoen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verlummelen; verprutsen; verspillen |