Dutch
Detailed Translations for voldragen from Dutch to German
voldragen:
-
voldragen (rijp)
-
voldragen (ten einde dragen; uitdragen)
Conjugations for voldragen:
o.t.t.
- voldraag
- voldraagt
- voldraagt
- voldragen
- voldragen
- voldragen
o.v.t.
- voldroeg
- voldroeg
- voldroeg
- voldroegen
- voldroegen
- voldroegen
v.t.t.
- heb voldragen
- hebt voldragen
- heeft voldragen
- hebben voldragen
- hebben voldragen
- hebben voldragen
v.v.t.
- had voldragen
- had voldragen
- had voldragen
- hadden voldragen
- hadden voldragen
- hadden voldragen
o.t.t.t.
- zal voldragen
- zult voldragen
- zal voldragen
- zullen voldragen
- zullen voldragen
- zullen voldragen
o.v.t.t.
- zou voldragen
- zou voldragen
- zou voldragen
- zouden voldragen
- zouden voldragen
- zouden voldragen
diversen
- voldraag!
- voldraagt!
- voldragen
- voldragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voldragen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
austragen | ten einde dragen; uitdragen; voldragen | bestellen; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; een boodschap uitdragen; geven; inschrijving opheffen; klikken; orderen; rondbrieven; rondvertellen; schenken; uitdragen; uitspelen; uitstrooien; uitzaaien; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verklikken; verkondigen; verlenen; verlinken; verraden; verstrekken; vertellen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
ausgetragen | rijp; voldragen | |
reif | rijp; voldragen |