Noun | Related Translations | Other Translations |
Anhänger
|
aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger
|
aanhang; aanhanger; aanhangers; aanhangwagen; aanhangwagens; aanhangwagentje; bijwagen; discipelen; etiketten; fan; fans; labels; medestanders; ophanglussen; opleggers; partijgangers; prijskaartjes; supporter; supporters; trailers; volgelinge; volgelingen; volgers; voorstander
|
Geselle
|
aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger
|
assistent; butler; gast; gezel; gezellin; gozer; helper; herenknecht; hulp; kamerbediende; kamerdienaar; kerel; knakker; knul; maat; man; partner; secondant; vent
|
Jünger
|
aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger
|
discipelen; volgelinge; volgelingen
|
Nachfolger
|
aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger
|
descendant; imitator; nabootser; navolger; opvolger
|
Verfolger
|
aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger
|
achtervolger; vervolger
|