Summary
Dutch to German: more detail...
- weer:
- weren:
-
Wiktionary:
- weer → Wetter
- weer → wieder
- weer → wieder, nochmal, noch einmal, erneut, schon wieder, Verteidigung, Wetter, Wehr, Mönch, kastrierter, Ziegenbock, Interdikt, Verbot, Abwehr, Meteorologie, Witterung
- weren → sich brechen, sich erbrechen, sich übergeben, ablehnen, abschlagen, ausschlagen, versagen, weigern, verweigern, zurücksenden, refutieren, widerlegen, ausmerzen, abweisen, fortwerfen, wegwerfen
Dutch
Detailed Translations for weer from Dutch to German
weer:
-
de weer (weersgesteldheid; weersomstandigheden; klimaat)
Translation Matrix for weer:
Related Words for "weer":
Synonyms for "weer":
Related Definitions for "weer":
Wiktionary Translations for weer:
weer
weer
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• weer | → wieder; nochmal; noch einmal; erneut; schon wieder | ↔ again — another time |
• weer | → Verteidigung | ↔ defence — action of protecting from attack |
• weer | → Verteidigung | ↔ defense — action of protecting from attack |
• weer | → Wetter | ↔ weather — state of the atmosphere |
• weer | → Wehr | ↔ weir — adjustable dam |
• weer | → Mönch; kastrierter; Ziegenbock | ↔ wether — castrated buck goat |
• weer | → Interdikt; Verbot; Abwehr; Wehr; Verteidigung | ↔ défense — Action de défendre |
• weer | → Meteorologie | ↔ météo — (familier, fr) temps (conditions climatiques). |
• weer | → Wetter; Witterung | ↔ temps — Disposition de l’air, état de l’atmosphère |
weer form of weren:
Conjugations for weren:
o.t.t.
- weer
- weert
- weert
- weren
- weren
- weren
o.v.t.
- weerde
- weerde
- weerde
- weerden
- weerden
- weerden
v.t.t.
- heb geweerd
- hebt geweerd
- heeft geweerd
- hebben geweerd
- hebben geweerd
- hebben geweerd
v.v.t.
- had geweerd
- had geweerd
- had geweerd
- hadden geweerd
- hadden geweerd
- hadden geweerd
o.t.t.t.
- zal weren
- zult weren
- zal weren
- zullen weren
- zullen weren
- zullen weren
o.v.t.t.
- zou weren
- zou weren
- zou weren
- zouden weren
- zouden weren
- zouden weren
diversen
- weer!
- weert!
- geweerd
- werend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het weren (verdedigen; afweren; verweren)
Translation Matrix for weren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abwehren | afweren; verdedigen; verweren; weren | |
Verteidigen | afweren; verdedigen; verweren; weren | |
Wehren | afweren; verdedigen; verweren; weren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abhalten | afweren; pareren; weren | afhouden; aftrekken; beletten; ervanaf houden; in mindering brengen; inhouden; terughouden; verrekenen; weerhouden |
abwehren | afhouden; afweren; pareren; weren | afhouden; protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; terughouden; verzetten |
sich wehren | afhouden; weren | protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegenspartelen; tegensputteren; tegenstribbelen; verzetten |
verteidigen | afweren; verdedigen; verweren; weren | bepleiten; pleiten |
wehren | afhouden; weren | protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten |
Related Words for "weren":
Wiktionary Translations for weren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• weren | → sich brechen; sich erbrechen; sich übergeben; ablehnen; abschlagen; ausschlagen; versagen; weigern; verweigern; zurücksenden; refutieren; widerlegen; ausmerzen; abweisen; fortwerfen; wegwerfen | ↔ rejeter — Traductions à trier suivant le sens |
External Machine Translations: