Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. weglaten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for weglaten from Dutch to German

weglaten:

weglaten verb (laat weg, liet weg, lieten weg, weggelaten)

  1. weglaten
    weglassen; auslassen
    • weglassen verb (lasse weg, läßt weg, ließ weg, ließt weg, weggelassen)
    • auslassen verb (lasse aus, läßt aus, ließt aus, ausgelassen)

Conjugations for weglaten:

o.t.t.
  1. laat weg
  2. laat weg
  3. laat weg
  4. laten weg
  5. laten weg
  6. laten weg
o.v.t.
  1. liet weg
  2. liet weg
  3. liet weg
  4. lieten weg
  5. lieten weg
  6. lieten weg
v.t.t.
  1. heb weggelaten
  2. hebt weggelaten
  3. heeft weggelaten
  4. hebben weggelaten
  5. hebben weggelaten
  6. hebben weggelaten
v.v.t.
  1. had weggelaten
  2. had weggelaten
  3. had weggelaten
  4. hadden weggelaten
  5. hadden weggelaten
  6. hadden weggelaten
o.t.t.t.
  1. zal weglaten
  2. zult weglaten
  3. zal weglaten
  4. zullen weglaten
  5. zullen weglaten
  6. zullen weglaten
o.v.t.t.
  1. zou weglaten
  2. zou weglaten
  3. zou weglaten
  4. zouden weglaten
  5. zouden weglaten
  6. zouden weglaten
diversen
  1. laat weg!
  2. laat weg!
  3. weggelaten
  4. weglatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weglaten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
auslassen weglaten afreageren; luchten; minder stijf worden; overslaan; wegsmelten
weglassen weglaten

Wiktionary Translations for weglaten:


Cross Translation:
FromToVia
weglaten auslassen; weglassen omit — to leave out or exclude
weglaten auslassen; herauslassen; herausfließen lassen lâcherdétendre, desserrer quelque chose.
weglaten verpassen omettremanquer, soit volontairement, soit involontairement, à faire ou à dire ce qu’on pouvait, ce qu’on devait faire ou dire.