Summary
Dutch to German: more detail...
- wegstoppen:
-
Wiktionary:
- wegstoppen → verdecken, verbergen, verheimlichen, verstecken
Dutch
Detailed Translations for wegstoppen from Dutch to German
wegstoppen:
-
wegstoppen (wegsteken)
-
wegstoppen (verbergen; achterhouden; verstoppen; verduisteren; verheimelijken)
verbergen; verstecken; kamouflieren; verheimlichen; verschleiern; verschweigen; abschirmen; tarnen; zurückhalten; hinterziehen; verhehlen-
kamouflieren verb (kamoufliere, kamouflierst, kamoufliert, kamouflierte, kamoufliertet, kamoufliert)
-
verheimlichen verb (verheimliche, verheimlichst, verheimlicht, verheimlichte, verheimlichtet, verheimlicht)
-
verschleiern verb (verschleiere, verschleierst, verschleiert, verschleierte, verschleiertet, verschleiert)
-
zurückhalten verb (halte zurück, hälst zurück, hält zurück, hielt zurück, hieltet zurück, zurückgehalten)
-
hinterziehen verb (ziehe hinter, ziehst hinter, zieht hinter, zog hinter, zogt hinter, hintergezogen)
Conjugations for wegstoppen:
o.t.t.
- stop weg
- stopt weg
- stopt weg
- stoppen weg
- stoppen weg
- stoppen weg
o.v.t.
- stopte weg
- stopte weg
- stopte weg
- stopten weg
- stopten weg
- stopten weg
v.t.t.
- heb weggestopt
- hebt weggestopt
- heeft weggestopt
- hebben weggestopt
- hebben weggestopt
- hebben weggestopt
v.v.t.
- had weggestopt
- had weggestopt
- had weggestopt
- hadden weggestopt
- hadden weggestopt
- hadden weggestopt
o.t.t.t.
- zal wegstoppen
- zult wegstoppen
- zal wegstoppen
- zullen wegstoppen
- zullen wegstoppen
- zullen wegstoppen
o.v.t.t.
- zou wegstoppen
- zou wegstoppen
- zou wegstoppen
- zouden wegstoppen
- zouden wegstoppen
- zouden wegstoppen
diversen
- stop weg!
- stopt weg!
- weggestopt
- wegstoppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wegstoppen:
Wiktionary Translations for wegstoppen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wegstoppen | → verdecken; verbergen; verheimlichen; verstecken | ↔ hide — (transitive) |
• wegstoppen | → verstecken; verbergen | ↔ hide — (intransitive) |