Summary
Dutch
Detailed Translations for wekken from Dutch to German
wekken:
-
wekken (wakker maken)
Conjugations for wekken:
o.t.t.
- wek
- wekt
- wekt
- wekken
- wekken
- wekken
o.v.t.
- wekte
- wekte
- wekte
- wekten
- wekten
- wekten
v.t.t.
- heb gewekt
- hebt gewekt
- heeft gewekt
- hebben gewekt
- hebben gewekt
- hebben gewekt
v.v.t.
- had gewekt
- had gewekt
- had gewekt
- hadden gewekt
- hadden gewekt
- hadden gewekt
o.t.t.t.
- zal wekken
- zult wekken
- zal wekken
- zullen wekken
- zullen wekken
- zullen wekken
o.v.t.t.
- zou wekken
- zou wekken
- zou wekken
- zouden wekken
- zouden wekken
- zouden wekken
diversen
- wek!
- wekt!
- gewekt
- wekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wekken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aufwecken | wakker maken; wekken | aanleiding geven tot; ophitsen; provoceren; uitdagen; uitlokken; wakker porren |
wecken | wakker maken; wekken | aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren; wakker porren |
- | veroorzaken; verwekken |
Synonyms for "wekken":
Related Definitions for "wekken":
Wiktionary Translations for wekken:
wekken
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wekken | → aufwecken | ↔ awake — to cause someone to stop sleeping |
• wekken | → aufwecken | ↔ awaken — transitive: to cause to become awake |
• wekken | → aufwecken; wecken | ↔ wake — to make somebody stop sleeping |
• wekken | → aufwecken | ↔ wake up — To awaken (someone else) |
• wekken | → wecken; aufwecken; erwecken; aufwachen | ↔ réveiller — transitif|fr tirer du sommeil. |