Dutch
Detailed Translations for wissend from Dutch to German
wissen:
Conjugations for wissen:
o.t.t.
- wis
- wist
- wist
- wissen
- wissen
- wissen
o.v.t.
- wiste
- wiste
- wiste
- wisten
- wisten
- wisten
v.t.t.
- heb gewist
- hebt gewist
- heeft gewist
- hebben gewist
- hebben gewist
- hebben gewist
v.v.t.
- had gewist
- had gewist
- had gewist
- hadden gewist
- hadden gewist
- hadden gewist
o.t.t.t.
- zal wissen
- zult wissen
- zal wissen
- zullen wissen
- zullen wissen
- zullen wissen
o.v.t.t.
- zou wissen
- zou wissen
- zou wissen
- zouden wissen
- zouden wissen
- zouden wissen
diversen
- wis!
- wist!
- gewist
- wissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze