Summary
Dutch
Detailed Translations for woning from Dutch to German
woning:
-
de woning (huis; verblijf; residentie; woonhuis; thuis)
Translation Matrix for woning:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Heim | huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis | asiel; hospitium; opvangcentrum |
Sitz | huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis | crapaud; fauteuil; gestoelte; luie stoel; makkelijke stoel; pasvorm; stoel; zetel; zitplaats |
Wohnort | huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis | woonplaats |
Wohnsitz | huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis | domicilie; verblijfplaats; vestigingsplaats; woonplaats |
Wohnung | huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis | accommodatie; appartement; behuizing; honk; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats |
Zuhause | huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis | thuis |
- | huis |
Related Words for "woning":
Synonyms for "woning":
Related Definitions for "woning":
Wiktionary Translations for woning:
woning
Cross Translation:
noun
woning
-
een doorgaans afgesloten constructie waarin men kan leven
- woning → Wohnung
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• woning | → Wohnung; Wohnsitz | ↔ dwelling — a place or house in which a person lives |
• woning | → Wohnung | ↔ demeure — habitation, domicile. |
• woning | → Wohnung; Wohnrecht | ↔ habitation — Action d’habiter un lieu. |
• woning | → Wohnung; Unterkunft; Domizil | ↔ logement — Local d'habitation. |