Dutch
Detailed Translations for zeepten from Dutch to German
zeepten form of zepen:
-
zepen (inzepen)
Conjugations for zepen:
o.t.t.
- zeep
- zeept
- zeept
- zepen
- zepen
- zepen
o.v.t.
- zeepte
- zeepte
- zeepte
- zeepten
- zeepten
- zeepten
v.t.t.
- heb gezeept
- hebt gezeept
- heeft gezeept
- hebben gezeept
- hebben gezeept
- hebben gezeept
v.v.t.
- had gezeept
- had gezeept
- had gezeept
- hadden gezeept
- hadden gezeept
- hadden gezeept
o.t.t.t.
- zal zepen
- zult zepen
- zal zepen
- zullen zepen
- zullen zepen
- zullen zepen
o.v.t.t.
- zou zepen
- zou zepen
- zou zepen
- zouden zepen
- zouden zepen
- zouden zepen
diversen
- zeep!
- zeept!
- gezeept
- zepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zepen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
einseifen | inzepen; zepen | fiksen; flikken; iemand iets flikken; klaarspelen; lappen; leveren; voor elkaar krijgen |
Related Words for "zepen":
External Machine Translations: