Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. zich bedienen:


Dutch

Detailed Translations for zich bedienen from Dutch to German

zich bedienen:

zich bedienen verb

  1. zich bedienen (toetasten; toegrijpen; grijpen; ingrijpen; aanpakken)
    zugreifen; zulangen
    • zugreifen verb (greife zu, greifst zu, greift zu, griff zu, grifft zu, zugegriffen)
    • zulangen verb (lange zu, langst zu, langt zu, langte zu, langtet zu, zugelangt)
  2. zich bedienen (zich bedienen aan tafel; opdissen; opscheppen)
    bedienen; sich bedienen
    • bedienen verb (bediene, bedienst, bedient, bediente, bedientet, bedient)
    • sich bedienen verb (bediene mich, bedienst dich, bedient sich, bediente sich, bedientet euch, sich bedient)

Translation Matrix for zich bedienen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bedienen opdissen; opscheppen; zich bedienen; zich bedienen aan tafel aan tafel bedienen; bedienen; grootspreken; opdienen; opdissen; opscheppen; opsnijden; serveren; snoeven; voorzetten
sich bedienen opdissen; opscheppen; zich bedienen; zich bedienen aan tafel
zugreifen aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; vastklampen; vastpakken
zulangen aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen

Related Translations for zich bedienen