Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. zuigingen:
  2. zuiging:


Dutch

Detailed Translations for zuigingen from Dutch to German

zuigingen:

zuigingen [de ~] noun, plural

  1. de zuigingen
    der Sog
    • Sog [der ~] noun

Translation Matrix for zuigingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Sog zuigingen kielwater; kielzog

Related Words for "zuigingen":


zuigingen form of zuiging:

zuiging [de ~ (v)] noun

  1. de zuiging (zuigkracht)
    die Zugkraft; der Zug

Translation Matrix for zuiging:

NounRelated TranslationsOther Translations
Zug zuiging; zuigkracht dronk; haal; kras; luchtzuiging; pennekras; schaakzet; sleep; slok; spoortrein; teug; tocht; trein; trek; zet
Zugkraft zuiging; zuigkracht tractie; trekkracht

Related Words for "zuiging":