Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. dynamiek:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dynamiek from Dutch to English

dynamiek:

dynamiek [de ~ (v)] noun

  1. de dynamiek (fiksheid; sterkte; kracht; energie; felheid)
    the strength; the vigour; the intensity; the power; the vigor
  2. de dynamiek (voortstuwing; stuwkracht)
    the impetus; the momentum; the drive

Translation Matrix for dynamiek:

NounRelated TranslationsOther Translations
drive dynamiek; stuwkracht; voortstuwing aandrift; aandrijving; autorijden; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; werklust
impetus dynamiek; stuwkracht; voortstuwing aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; impuls; kracht; momentum; prikkel; puf; stimulans; werklust
intensity dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte felheid; gedrevenheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht; kwantiteit; mate; veldsterkte
momentum dynamiek; stuwkracht; voortstuwing aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; impuls; kracht; momentum; prikkel; puf; stimulans; voortvarendheid; werklust
power dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte autorisatie; autoriteit; autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; capaciteit; electrische stroom; energie; fiat; gezag; gezaghebbers; heerschappij; kracht; macht; machtiging; mogendheden; mogendheid; stroom; toestemming; vermogen; volmacht
strength dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte aandrift; daadkracht; energie; esprit; fermheid; flinkheid; forsheid; fut; geweld; kracht; macht; momentum; puf; spierkracht; sterke kant; sterke zijde; stevigheid; vastberadenheid; vermogen; werklust
vigor dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte dapperheid; fermheid; flinkheid; forsheid; koenheid; krachtdadigheid; kranigheid; moed; onversaagdheid; stevigheid; voortvarendheid
vigour dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte dapperheid; fermheid; flinkheid; forsheid; koenheid; krachtdadigheid; kranigheid; moed; onversaagdheid; stevigheid; voortvarendheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
drive aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden

Wiktionary Translations for dynamiek:

dynamiek
noun
  1. a behavior
  2. the varying loudness or volume

External Machine Translations: