Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. slechtst:
  2. slecht:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for slechtst from Dutch to English

slechtst:

slechtst adj

  1. slechtst
    worst

Translation Matrix for slechtst:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
worst slechtst bekaaid; er bekaaid afkomen; pover; schamel; slechtste

Related Words for "slechtst":


Wiktionary Translations for slechtst:

slechtst
superlative
  1. Most inferior

slechtst form of slecht:

slecht

  1. slecht (boosaardig)

Translation Matrix for slecht:

NounRelated TranslationsOther Translations
degenerate gedegenereerde; ontaarde; perverseling
evil ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag
inferior inferieur; mindere; ondergeschikte
low depressie; dieptepunt; diepterecord; emotionele crisis; laagtepunt; laagterecord; lage luchtdruk
VerbRelated TranslationsOther Translations
corrupt achteruitgaan; beschadigen; corrumperen; degenereren; ontaarden; verderven; verworden
degenerate achteruitgaan; degenereren; ontaarden; ontbinden; rotten; verbasteren; verderven; vergaan; verrotten; verteren; vervormen; verworden; wegrotten
low loeien
mean bedoelen; beduiden; beogen; betekenen; ergens iets mee willen zeggen; inhouden; neerkomen op; ten doel hebben
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
corrupt bedorven; gedegenereerd; ontaard; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot corrupt; liederlijk; omkoopbaar; onzedelijk; verdorven; verregaand zedenloos
degenerate bedorven; gedegenereerd; ontaard; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot liederlijk; onzedelijk; verdorven; verregaand zedenloos
depraved bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot goddeloos; heilloos; liederlijk; onzedelijk; verderfelijk; verdorven; verregaand zedenloos
evil-minded gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals kwaadgezind
inferior arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak bijkomstig; incapabel; incompetent; inferieur; klein; onbekwaam; ondergeschikt; onderhorig; ondermaats; onderworpen; ongeschikt; van geringe afmeting
malicious gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals achterbaks; boosaardig; doortrapt; duivelachtig; duivels; geniepig; giftig; gluiperig; hatelijk; in het geniep; kwaadaardig; kwalijk; listig; malicieus; slinks; snood; stekelig; stiekem; venijnig; verraderlijk; vijandig
mean gemeen; min; slecht; vals achterbaks; banaal; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; ploertig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; verachtelijk; vuig
perverted bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot liederlijk; onzedelijk; pervers; verdorven; verregaand zedenloos
poor arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; behoeftig; berooid; deerniswekkend; dor; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; gebrekkig; haveloos; karig; klungelig; kommerlijk; krukkig; mager; matig; middelmatig; min; minvermogend; misdeeld; niet al te best; noodlijdend; onbeduidend; onbeholpen; onbemiddeld; ondeugdelijk; ongegoed; onhandig; onvermogend; pover; rampzalig; schamel; schraal; schutterig; sjofel; sjofeltjes; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verlopen; zwak; zwakjes
rotten bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot akelig; banaal; belabberd; beroerd; ellendig; grof; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lamlendig; lomp; morsig; naar; plat; platvloers; schunnig; triviaal; voos; vuil; vunzig
vicious gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals achterbaks; boos; boosaardig; doortrapt; gebelgd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; giftig; gluiperig; in het geniep; kwaad; kwaadaardig; leep; listig; malicieus; nijdig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; venijnig; verbolgen; verraderlijk; vertoornd; vicieus
AdverbRelated TranslationsOther Translations
badly gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals
wickedly bedorven; gedegenereerd; ontaard; slecht
OtherRelated TranslationsOther Translations
evil boosaardig; slecht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bad gemeen; min; slecht; vals achterbaks; ernaast; fout; foutief; geniepig; gluiperig; in het geniep; mis; onjuist; onwaar; slap; slapjes; snood; stiekem; ten onrechte; verkeerd
false gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals achterbaks; bedriegelijk; doortrapt; ernaast; fout; foutief; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; laag; leep; leugenachtig; listig; mis; nagemaakt; niet echt; onecht; onjuist; onwaar; onwaarachtig; slinks; sluw; snood; stiekem; ten onrechte; uitgekookt; vals; verachtelijk; verkeerd
low gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; in het geniep; laag; laaghangend; laagstaand; leep; listig; niet hoog; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
putrefied bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot goor; onverkwikkelijk; rans; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
with evil intention gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals

Related Words for "slecht":


Antonyms for "slecht":


Related Definitions for "slecht":

  1. met een verkeerd effect1
    • gebakjes zijn slecht voor de lijn1
  2. moeilijk of bezwaarlijk1
    • ik kan hem slecht laten lopen1
  3. wat minder goed is dan gemiddeld1
    • hij heeft een slechte computer die bijna niets kan1

Wiktionary Translations for slecht:

slecht
adjective
  1. niet goed
    • slechtbad
adverb
  1. niet goed
slecht
adjective
  1. morally corrupt
  2. intending to harm
  3. evil, wicked
  4. not good
  5. slightly unwell
  6. colloquial: of low quality
  7. something that is evil
  8. immoral
  9. improper

Cross Translation:
FromToVia
slecht bad; miserable; nasty; poor; evil; wrong mauvaisdéfavorable ; qui cause une impression défavorable.