Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zon:
  2. zo'n:
  3. zonnen:
  4. zinnen:
  5. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zon from Dutch to English

zon:

zon [de ~] noun

  1. de zon
    the sun
    • sun [the ~] noun

Translation Matrix for zon:

NounRelated TranslationsOther Translations
sun zon

Related Words for "zon":


Related Definitions for "zon":

  1. hemellichaam dat licht en warmte geeft1
    • de aarde draait om de zon1

Wiktionary Translations for zon:


Cross Translation:
FromToVia
zon sun SonneAstronomie: allgemeine Bezeichnung für irgendeinen Stern
zon sunshine; shine Sonneunzählbar: Sonnenschein, Sonnenlicht
zon sun SonneAstronomie: der Erde nächster Stern, Zentrum unseres Sonnensystems (kein Plural)
zon sun soleil — astro|fr astre qui donne la lumière et la chaleur à la Terre et aux autres planètes du système solaire.

zo'n:


Translation Matrix for zo'n:

VerbRelated TranslationsOther Translations
like aanstaan; amuseren; believen; bevallen; conveniëren; genieten; genot hebben van; goeddunken; houden van; lekker vinden; lusten; prettig vinden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
like dergelijk; dergelijke; dusdanig; zo een; zo'n; zodanig; zoiets; zulk; zulke evenzo; in overeenstemming met; naar; net zo; zoals; zowel als
AdverbRelated TranslationsOther Translations
as such dergelijk; dergelijke; dusdanig; zo een; zo'n; zodanig; zoiets; zulk; zulke
OtherRelated TranslationsOther Translations
such zulks
ModifierRelated TranslationsOther Translations
in such a way dergelijk; dergelijke; dusdanig; zo een; zo'n; zodanig; zoiets; zulk; zulke
such dergelijk; dergelijke; dusdanig; zo een; zo'n; zodanig; zoiets; zulk; zulke zulke

Wiktionary Translations for zo'n:

zo'n
en-det
  1. like this, that, these, those; used to make a comparison with something implied by context

zon form of zonnen:

zonnen verb (zon, zont, zonde, zonden, gezond)

  1. zonnen
    to tan
    • tan verb (tans, tanned, tanning)

Conjugations for zonnen:

o.t.t.
  1. zon
  2. zont
  3. zont
  4. zonnen
  5. zonnen
  6. zonnen
o.v.t.
  1. zonde
  2. zonde
  3. zonde
  4. zonden
  5. zonden
  6. zonden
v.t.t.
  1. heb gezond
  2. hebt gezond
  3. heeft gezond
  4. hebben gezond
  5. hebben gezond
  6. hebben gezond
v.v.t.
  1. had gezond
  2. had gezond
  3. had gezond
  4. hadden gezond
  5. hadden gezond
  6. hadden gezond
o.t.t.t.
  1. zal zonnen
  2. zult zonnen
  3. zal zonnen
  4. zullen zonnen
  5. zullen zonnen
  6. zullen zonnen
o.v.t.t.
  1. zou zonnen
  2. zou zonnen
  3. zou zonnen
  4. zouden zonnen
  5. zouden zonnen
  6. zouden zonnen
diversen
  1. zon!
  2. zont!
  3. gezond
  4. zonnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zonnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
tan looi
VerbRelated TranslationsOther Translations
tan zonnen bronzen; bruinen; leerlooien; looien; tanen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
tan beige; lichtbruin

Related Words for "zonnen":


Wiktionary Translations for zonnen:

zonnen
verb
  1. zich gedurende een zekere tijd blootstellen aan zonnestraling
zonnen
verb
  1. to expose one's body to the sun

zon form of zinnen:

zinnen [de ~] noun, plural

  1. de zinnen (volzinnen)
    the sentences; the phrases

zinnen verb (zin, zint, zon, zonnen, gezonnen)

  1. zinnen (plan beramen; bedenken; verzinnen; beramen)
    to devise; to plot; make plans; to plan; lay schemes

Conjugations for zinnen:

o.t.t.
  1. zin
  2. zint
  3. zint
  4. zinnen
  5. zinnen
  6. zinnen
o.v.t.
  1. zon
  2. zon
  3. zon
  4. zonnen
  5. zonnen
  6. zonnen
v.t.t.
  1. heb gezonnen
  2. hebt gezonnen
  3. heeft gezonnen
  4. hebben gezonnen
  5. hebben gezonnen
  6. hebben gezonnen
v.v.t.
  1. had gezonnen
  2. had gezonnen
  3. had gezonnen
  4. hadden gezonnen
  5. hadden gezonnen
  6. hadden gezonnen
o.t.t.t.
  1. zal zinnen
  2. zult zinnen
  3. zal zinnen
  4. zullen zinnen
  5. zullen zinnen
  6. zullen zinnen
o.v.t.t.
  1. zou zinnen
  2. zou zinnen
  3. zou zinnen
  4. zouden zinnen
  5. zouden zinnen
  6. zouden zinnen
diversen
  1. zin!
  2. zint!
  3. gezonnen
  4. zinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zinnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
phrases volzinnen; zinnen
plan grondplan; opzet; plan; planning; plattegrond; project; situatieschets; situatietekening; stadskaart
plot bouwterrein; complot; gebied; intrige; kavel; perceel; plot; samenspanning; samenzwering; terrein; verwikkeling
sentences volzinnen; zinnen oordeelvellingen; vonnissen
VerbRelated TranslationsOther Translations
devise bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen bedenken; beramen; fantaseren; legateren; nalaten; plannen; ramen; schatten; taxeren; uitdenken; verdichten; vererven; vermaken; verzinnen; voorwenden
lay schemes bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen
make plans bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen
plan bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen inplannen; plannen; van plan zijn
plot bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen complotteren; plannen

Related Words for "zinnen":


Wiktionary Translations for zinnen:

zinnen
verb
  1. in de smaak vallen

Cross Translation:
FromToVia
zinnen meditate; muse; ponder méditerréfléchir sur quelque chose, l’examiner mûrement, de manière à l’approfondir.
zinnen please; appeal to plaire — Agréer, être agréable (Sens général)
zinnen dream; daydream; fancy; muse; think; meditate; ponder songer — (vieilli) voir en songe, rêver.

Related Translations for zon