Dutch
Detailed Translations for aanstelling from Dutch to English
aanstelling:
-
de aanstelling (installatie; benoeming)
Translation Matrix for aanstelling:
Noun | Related Translations | Other Translations |
appointment | aanstelling; benoeming; installatie | afgesproken ontmoeting; afspraak; definiëring; liaison; nominatie; omschrijving; voordracht |
commission | aanstelling; benoeming; installatie | afsluitpremie; afsluitprovisie; bevelschrift; commissie; lastbrief; makelaarsprovisie; mandaat; officiersaanstelling; provisie |
job | aanstelling; benoeming; installatie | aanvraag; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; baantje; beroep; betrekking; bezigheid; contract; dienstbetrekking; functie; inspanning; job; karweitje; klusje; positie; taak; vak; werk; werkkring; werkplek; werkzaamheid |
nomination | aanstelling; benoeming; installatie | kandidaatsstelling; kandidaatstelling; kandidatenlijst; kandidatuur; nominatie; voordracht |
Verb | Related Translations | Other Translations |
commission | bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren |
Wiktionary Translations for aanstelling:
aanstelling
Cross Translation:
noun
aanstelling
-
benoeming.
- aanstelling → appointment
noun
-
act of appointing; designation of a person to hold an office
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanstelling | → position; locus; posture; situation; stand; attitude | ↔ position — situation dans une structure, place dans un ensemble de coordonnées ; lieu, point où une chose place, situation. |