Dutch
Detailed Translations for ontslapen from Dutch to English
ontslapen:
-
ontslapen (overlijden; sterven; doodgaan; heengaan; inslapen; verscheiden)
Conjugations for ontslapen:
o.t.t.
- ontslaap
- ontslaapt
- ontslaapt
- ontslapen
- ontslapen
- ontslapen
o.v.t.
- ontsliep
- ontsliep
- ontsliep
- ontsliepen
- ontsliepen
- ontsliepen
v.t.t.
- ben ontslapen
- bent ontslapen
- is ontslapen
- zijn ontslapen
- zijn ontslapen
- zijn ontslapen
v.v.t.
- was ontslapen
- was ontslapen
- was ontslapen
- waren ontslapen
- waren ontslapen
- waren ontslapen
o.t.t.t.
- zal ontslapen
- zult ontslapen
- zal ontslapen
- zullen ontslapen
- zullen ontslapen
- zullen ontslapen
o.v.t.t.
- zou ontslapen
- zou ontslapen
- zou ontslapen
- zouden ontslapen
- zouden ontslapen
- zouden ontslapen
diversen
- ontslaap!
- ontslaapt!
- ontslapen
- ontslapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontslapen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
die | creperen; gietvorm; mal; matrijs; modelvorm; vorm | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
die | doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden | bezwijken; breken; creperen; doodgaan; heengaan; hongeren; hongerlijden; in de oorlog omkomen; inslapen; kapot gaan; kapotgaan; omkomen; overlijden; sneuvelen; stempel zetten; stempelen; sterven; stuk gaan; vallen; verhongeren; verrekken; versterven; wegvallen; zieltogen |
expire | doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden | aflopen; ongeldig worden; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan |
pass away | doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden | bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen |
Other | Related Translations | Other Translations |
die | dobbelsteen |
Wiktionary Translations for ontslapen:
ontslapen
verb
-
euphemism for "to die"