Summary
Dutch to English: more detail...
- spreiding:
-
Wiktionary:
- spreiding → distribution, dispersal, range
- spreiding → division, dividing, distribution
Dutch
Detailed Translations for spreiding from Dutch to English
spreiding:
-
de spreiding
-
de spreiding
-
de spreiding
Translation Matrix for spreiding:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dispersal | spreiding | |
spread | spreiding | banket; beleg; broodbeleg; feestdiner; feestmaal; smulpartij |
spreading | spreiding | distributie; distributiekantoor; uitstrooiing; verspreiding |
Verb | Related Translations | Other Translations |
spread | een boodschap uitdragen; klaar leggen; rondstrooien; spreiden; uitdragen; uitspreiden; uitwrijven; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verkondigen; verspreiden; verstrooien; verwijden; voortwoekeren; wijder maken; zich verder verspreiden | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
spread | gespreid |
Related Words for "spreiding":
Wiktionary Translations for spreiding:
spreiding
Cross Translation:
noun
-
frequency of occurrence or extent of existence
-
the act or result of dispersing or scattering
-
statistics: difference between largest and smallest observation
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spreiding | → division; dividing; distribution | ↔ division — Autres sens à trier |