Summary
Dutch to English: more detail...
- tegelijk:
-
Wiktionary:
- tegelijk → at the same time, at the same moment, at once, at a time, simultaneously
- tegelijk → at the same time
Dutch
Detailed Translations for tegelijk from Dutch to English
tegelijk:
-
tegelijk (tegelijkertijd; gelijktijdig)
-
tegelijk (simultaan; gelijktijdig)
Translation Matrix for tegelijk:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
simultaneous | gelijktijdig; simultaan; tegelijk | |
synchronous | gelijktijdig; simultaan; tegelijk | gelijktijdig; synchronisch; synchroon |
Adverb | Related Translations | Other Translations |
at the same time | gelijktijdig; simultaan; tegelijk; tegelijkertijd | alsmede; alsook; evenals; eveneens; evenzeer; mede; ook; op hetzelfde moment; terwijl; terzelfder tijd; tevens; tezelfdertijd |
concurrently | gelijktijdig; tegelijk; tegelijkertijd | |
simultaneously | gelijktijdig; tegelijk; tegelijkertijd | tezelfdertijd |
- | meteen; tegelijkertijd |
Synonyms for "tegelijk":
Related Definitions for "tegelijk":
Wiktionary Translations for tegelijk:
tegelijk
Cross Translation:
adverb
tegelijk
-
op hetzelfde moment
- tegelijk → at the same time; at the same moment
adverb
-
at the same time
-
in a continuous period
-
occurring at the same time
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tegelijk | → at the same time | ↔ en même temps — durant ce même moment, ce même instant, dans le même instant, à la même heure, ensemble. |