Dutch

Detailed Translations for uitspatting from Dutch to English

uitspatting:

uitspatting [de ~ (v)] noun

  1. de uitspatting (losbandigheid; buitensporigheid; zedeloosheid; bandeloosheid)
    the debauchery; the extravagance; the dissipation; the excess; the licentiousness; the lawlessness
  2. de uitspatting (buitensporigheid; exces; uitwas; buitenissigheid)
    the excess; the excrescence
  3. de uitspatting (woede-uitbarsting)
    the outburst of anger; the fit of temper; the spurt of anger; the fit of rage

Translation Matrix for uitspatting:

NounRelated TranslationsOther Translations
debauchery bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid liederlijkheid
dissipation bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid liederlijkheid
excess bandeloosheid; buitenissigheid; buitensporigheid; exces; losbandigheid; uitspatting; uitwas; zedeloosheid buitensporigheid; exces; grenzeloosheid; mateloosheid; overdaad; overvloed
excrescence buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas
extravagance bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid grenzeloosheid; luxeartikel; mateloosheid; spilzucht; weeldeartikel
fit of rage uitspatting; woede-uitbarsting
fit of temper uitspatting; woede-uitbarsting
lawlessness bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid
licentiousness bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid liederlijkheid
outburst of anger uitspatting; woede-uitbarsting
spurt of anger uitspatting; woede-uitbarsting
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
excess overtollig

Related Words for "uitspatting":

  • uitspattingen

Wiktionary Translations for uitspatting:


Cross Translation:
FromToVia
uitspatting excess; difference; cornucopia; superabundance; surfeit; to excess excès — Ce qui est en trop.