Assay: translate Dutch

Summary

Dutch to English: more detail...

English to Dutch: more detail...

English

Detailed Translations for assay from English to Dutch

a quantitative or qualitative test of a substance (especially an ore or a drug) to determine its components; frequently used to test for the presence or concentration of infectious agents or antibodies etc.¹
an appraisal of the state of affairs¹
- they made an assay of the contents¹
a written report of the results of an analysis of the composition of some substance¹
a substance that is undergoing an analysis of its components¹
analyze (chemical substances)¹
make an effort or attempt¹

assay

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• assay	→ analyseren; ontbinden; ontleden	↔ analyser — examiner en ses différentes parties.
• assay	→ raming; schatting; taxatie; waardebepaling; waardering; beoordeling	↔ appréciation — action d’apprécier.
• assay	→ hechten aan; houden van; mogen; waarderen; begroten; schatten; taxeren; achten; achting hebben voor; achting toedragen; hoogachten	↔ apprécier — Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général).
• assay	→ beproeving; toetsing; proef; test; try; experiment; proefneming	↔ essai — test
• assay	→ beproeven; passen; aanpassen; proberen; toetsen; uitproberen	↔ essayer — Traductions à trier suivant le sens
• assay	→ hechten aan; houden van; mogen; waarderen; begroten; schatten; taxeren; achten; achting hebben voor; achting toedragen; hoogachten	↔ estimer — priser quelque chose, en apprécier, en déterminer la valeur.
• assay	→ begroten; schatten; taxeren; waarderen	↔ taxer — (vieilli) régler, fixer le prix des denrées, des marchandises, de quelque autre chose que ce soit.
• assay	→ begroten; schatten; taxeren; waarderen	↔ évaluer — estimer une chose quant à son prix, à sa valeur, à sa quantité, à sa durée.