Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gladmaken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gladmaken from Dutch to English

gladmaken:

gladmaken verb (maak glad, maakt glad, maakte glad, maakten glad, gladgemaakt)

  1. gladmaken (gladwrijven)
    to buff; to brush up; to spruce up; to doll up; to trick up; rub smooth
    • buff verb (buffs, buffed, buffing)
    • brush up verb (brushes up, brushed up, brushing up)
    • spruce up verb (spruces up, spruced up, sprucing up)
    • doll up verb (dolls up, dolled up, dolling up)
    • trick up verb (tricks up, tricked up, tricking up)
    • rub smooth verb
    to polish
    – bring to a highly developed, finished, or refined state 1
    • polish verb (polishes, polished, polishing)
      • polish your social manners1
  2. gladmaken (egaliseren; gelijkmaken; effenen)
    egalize; to smooth; to even
    • egalize verb
    • smooth verb (smooths, smoothed, smoothing)
    • even verb (evens, evened, evening)
    to polish
    – make (a surface) shine 1
    • polish verb (polishes, polished, polishing)
      • polish my shoes1

Conjugations for gladmaken:

o.t.t.
  1. maak glad
  2. maakt glad
  3. maakt glad
  4. maken glad
  5. maken glad
  6. maken glad
o.v.t.
  1. maakte glad
  2. maakte glad
  3. maakte glad
  4. maakten glad
  5. maakten glad
  6. maakten glad
v.t.t.
  1. heb gladgemaakt
  2. hebt gladgemaakt
  3. heeft gladgemaakt
  4. hebben gladgemaakt
  5. hebben gladgemaakt
  6. hebben gladgemaakt
v.v.t.
  1. had gladgemaakt
  2. had gladgemaakt
  3. had gladgemaakt
  4. hadden gladgemaakt
  5. hadden gladgemaakt
  6. hadden gladgemaakt
o.t.t.t.
  1. zal gladmaken
  2. zult gladmaken
  3. zal gladmaken
  4. zullen gladmaken
  5. zullen gladmaken
  6. zullen gladmaken
o.v.t.t.
  1. zou gladmaken
  2. zou gladmaken
  3. zou gladmaken
  4. zouden gladmaken
  5. zouden gladmaken
  6. zouden gladmaken
en verder
  1. is gladgemaakt
  2. zijn gladgemaakt
diversen
  1. maak glad!
  2. maakt glad!
  3. gladgemaakt
  4. gladmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gladmaken:

NounRelated TranslationsOther Translations
buff buffelleder; buffelleer
polish glans; glanslaag
trick up opschikken; opsieren
VerbRelated TranslationsOther Translations
brush up gladmaken; gladwrijven opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven
buff gladmaken; gladwrijven polijsten
doll up gladmaken; gladwrijven opdirken; opdoffen; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; optutten; tooien; uitdossen; verfraaien; verluchten; zich mooi maken
egalize effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
even effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
polish effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; polijsten; politoeren; wrijven
rub smooth gladmaken; gladwrijven
smooth effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afplatten; effenen; gelijkmaken; nivelleren; platmaken; politoeren; raspen; schaven; schuren; vlak maken
spruce up gladmaken; gladwrijven opkikkeren; opknappen
trick up gladmaken; gladwrijven
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
smooth effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; obsceen; plat; rimpelloos; schuin; smeuïg; strak; stromend; vies; vlak; vlakuit; vliedend; vloeiend; vlot; vunzig; zedeloos
ModifierRelated TranslationsOther Translations
even daarnet; effen; egaal; even; gelijk; geslepen; glad; juist; net; pas; plat; quitte; strak; van getal; vlak; vlakuit; zelfs; zojuist; zonet

Wiktionary Translations for gladmaken:

gladmaken
verb
  1. gelijk, effen maken