Summary
Dutch
Detailed Translations for keffen from Dutch to English
keffen:
-
keffen (blaffen)
Conjugations for keffen:
o.t.t.
- kef
- keft
- keft
- keffen
- keffen
- keffen
o.v.t.
- kefte
- kefte
- kefte
- keften
- keften
- keften
v.t.t.
- heb gekeft
- hebt gekeft
- heeft gekeft
- hebben gekeft
- hebben gekeft
- hebben gekeft
v.v.t.
- had gekeft
- had gekeft
- had gekeft
- hadden gekeft
- hadden gekeft
- hadden gekeft
o.t.t.t.
- zal keffen
- zult keffen
- zal keffen
- zullen keffen
- zullen keffen
- zullen keffen
o.v.t.t.
- zou keffen
- zou keffen
- zou keffen
- zouden keffen
- zouden keffen
- zouden keffen
diversen
- kef!
- keft!
- gekeft
- keffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for keffen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bark | bast; boomschors; schors | |
squeal | gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bark | blaffen; keffen | blaffen; brullen; bulderen; daveren; schreeuwen |
squeal | blaffen; keffen | aanbrengen; aangeven; brullen; huilen; janken; klikken; krijsen; uitbrengen; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden |