Dutch

Detailed Translations for omroep from Dutch to English

omroep:

omroep [de ~ (m)] noun

  1. de omroep (radio-en televisieomroep)

Translation Matrix for omroep:

NounRelated TranslationsOther Translations
broadcasting company omroep; radio-en televisieomroep
broadcasting system omroep; radio-en televisieomroep omroepbestel

Related Words for "omroep":


Related Definitions for "omroep":

  1. organisatie die programma's uitzendt op radio en televisie1
    • deze omroep zendt veel spelletjes uit1

Wiktionary Translations for omroep:


Cross Translation:
FromToVia
omroep radiotelevision; radio and television company radio-télévision — Synonyme vieilli de télévision, du temps où la télédiffusion par onde radio était une nouveauté.

omroep form of omroepen:

omroepen verb (roep om, roept om, riep om, riepen om, omgeroepen)

  1. omroepen (nieuwsberichten omroepen)
    to broadcast; broadcast the news; broadcast news report
  2. omroepen (programma uitzenden)
    to broadcast
    • broadcast verb (broadcasts, broadcasted, broadcasting)
  3. omroepen (namen afroepen; afroepen)
    to proclaim; declare names

Conjugations for omroepen:

o.t.t.
  1. roep om
  2. roept om
  3. roept om
  4. roepen om
  5. roepen om
  6. roepen om
o.v.t.
  1. riep om
  2. riep om
  3. riep om
  4. riepen om
  5. riepen om
  6. riepen om
v.t.t.
  1. heb omgeroepen
  2. hebt omgeroepen
  3. heeft omgeroepen
  4. hebben omgeroepen
  5. hebben omgeroepen
  6. hebben omgeroepen
v.v.t.
  1. had omgeroepen
  2. had omgeroepen
  3. had omgeroepen
  4. hadden omgeroepen
  5. hadden omgeroepen
  6. hadden omgeroepen
o.t.t.t.
  1. zal omroepen
  2. zult omroepen
  3. zal omroepen
  4. zullen omroepen
  5. zullen omroepen
  6. zullen omroepen
o.v.t.t.
  1. zou omroepen
  2. zou omroepen
  3. zou omroepen
  4. zouden omroepen
  5. zouden omroepen
  6. zouden omroepen
en verder
  1. ben omgeroepen
  2. bent omgeroepen
  3. is omgeroepen
  4. zijn omgeroepen
  5. zijn omgeroepen
  6. zijn omgeroepen
diversen
  1. roep om!
  2. roept om!
  3. omgeroepen
  4. omroepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omroepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
broadcast programma; radio; radioprogramma; uitzending
VerbRelated TranslationsOther Translations
broadcast nieuwsberichten omroepen; omroepen; programma uitzenden uitzenden
broadcast news report nieuwsberichten omroepen; omroepen
broadcast the news nieuwsberichten omroepen; omroepen
declare names afroepen; namen afroepen; omroepen
proclaim afroepen; namen afroepen; omroepen aankondigen; afkondigen; annonceren; bekendmaken; decreteren; ordonneren; proclameren; verordenen; verordineren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
broadcast broadcast-

Related Words for "omroepen":


Wiktionary Translations for omroepen:

omroepen
past
  1. to appear as speaker, presenter or performer in a broadcast program
  2. to transmit a message or signal via radio waves or electronic means

Related Translations for omroep