Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. armoede:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for armoede from Dutch to English

armoede:

armoede [de ~] noun

  1. de armoede (gebrek; ellende)
    the poverty; the lack; the paucity; the destitution; the dearth; the hardship; the penury; the need; the want
  2. de armoede
    the poverty

Translation Matrix for armoede:

NounRelated TranslationsOther Translations
dearth armoede; ellende; gebrek
destitution armoede; ellende; gebrek behoeftigheid; ellende; hulpbehoevendheid; malheur; moeilijkheden; nood; noodlijdendheid; noodwendigheid; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag
hardship armoede; ellende; gebrek nooddruft; ontbering
lack armoede; ellende; gebrek deficit; gebrek; gemis; ontoereikendheid; tekort
need armoede; ellende; gebrek behoeftigheid; hulpbehoevendheid; nood; noodwendigheid
paucity armoede; ellende; gebrek gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
penury armoede; ellende; gebrek
poverty armoede; ellende; gebrek nooddruft; ontbering
want armoede; ellende; gebrek behoefte; gebrek; gemis
VerbRelated TranslationsOther Translations
lack afwezig zijn; mankeren; ontberen; ontbreken; verzuimen
need behoeven; believen; benodigen; hoeven; moeten; nodig hebben; willen
want begeren; behoeven; believen; benodigen; moeten; nodig hebben; verlangen; wensen; willen

Wiktionary Translations for armoede:

armoede
noun
  1. de toestand waarin iemand leeft die zeer weinig middelen voor zijn levensonderhoud heeft.
armoede
noun
  1. quality or state of being poor