Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. voogdij:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voogdij from Dutch to English

voogdij:

voogdij [de ~ (v)] noun

  1. de voogdij (voogdijschap)
    the custody; the custodial care; the tutelage; the guardianship
  2. de voogdij (zeggenschap)
    the right of say; the control
  3. de voogdij (zeggenschap)
    the guardianship; the tutelage

Translation Matrix for voogdij:

NounRelated TranslationsOther Translations
control voogdij; zeggenschap afstelknop; beheer; beheersing; bescherming; bestrijding; besturing; besturingselement; bewaking; controle; hoede; mate van bekwaamheid; surveillance; toezicht; zeggenschap; zelfbeheersing; zorg
custodial care voogdij; voogdijschap
custody voogdij; voogdijschap berging; bewaarplaats; boete; celstraf; detentie; gevangenhouding; gevangenisstraf; hechtenis; hoederecht; opsluiting; straf
guardianship voogdij; voogdijschap; zeggenschap beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; voogdijschap; zeggenschap; zorg
right of say voogdij; zeggenschap
tutelage voogdij; voogdijschap; zeggenschap onmondigheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
control bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; controleren; examineren; in bedwang houden; inbinden; inspecteren; intomen; keuren; manipuleren; matigen; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; schouwen; temmen; testen; toetsen; zich bedwingen

Related Words for "voogdij":

  • voogdijen

Wiktionary Translations for voogdij:


Cross Translation:
FromToVia
voogdij tutelage tutelleautorité donnée conformément à la loi, pour avoir soin de la personne et des biens d’un mineur ou d’un interdit.