Dutch
Detailed Translations for dupliceren from Dutch to English
dupliceren:
-
dupliceren (multipliceren)
-
dupliceren
Translation Matrix for dupliceren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
duplicate | afschrift; copie; duplicaat; fotokopie; kopie; transcriptie; tweevoud | |
ghost | gedaante; geest; geestverschijning; hersenschim; schim; spook; spookbeeld; spookgestalte; spooksite; spookverschijning; verschijning; volgbeeld | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
duplicate | dupliceren; multipliceren | kopiëren; reproduceren; stencilen; verdubbelen; vermenigvuldigen; verveelvoudigen |
ghost | dupliceren | |
multiply | dupliceren; multipliceren | aangroeien; kopiëren; stencilen; vermenigvuldigen; verveelvoudigen; voortplanten; zich vermeerderen |
Wiktionary Translations for dupliceren:
dupliceren
verb
-
to make a copy of
External Machine Translations: