Summary
Dutch to English: more detail...
- uiteenvallen:
-
Wiktionary:
- uiteenvallen → desintegrate, fall apart, disintegrate
Dutch
Detailed Translations for uiteenvallen from Dutch to English
uiteenvallen:
-
uiteenvallen (desintegreren; uit elkaar vallen)
to disintegrate; to collapse; to fall apart; to break up; to fall to pieces; to crumble; to fall to bits
Conjugations for uiteenvallen:
o.t.t.
- val uiteen
- valt uiteen
- valt uiteen
- vallen uiteen
- vallen uiteen
- vallen uiteen
o.v.t.
- viel uiteen
- viel uiteen
- viel uiteen
- vielen uiteen
- vielen uiteen
- vielen uiteen
v.t.t.
- ben uiteengevallen
- bent uiteengevallen
- is uiteengevallen
- zijn uiteengevallen
- zijn uiteengevallen
- zijn uiteengevallen
v.v.t.
- was uiteengevallen
- was uiteengevallen
- was uiteengevallen
- waren uiteengevallen
- waren uiteengevallen
- waren uiteengevallen
o.t.t.t.
- zal uiteenvallen
- zult uiteenvallen
- zal uiteenvallen
- zullen uiteenvallen
- zullen uiteenvallen
- zullen uiteenvallen
o.v.t.t.
- zou uiteenvallen
- zou uiteenvallen
- zou uiteenvallen
- zouden uiteenvallen
- zouden uiteenvallen
- zouden uiteenvallen
diversen
- val uiteen!
- valt uiteen!
- uiteengevallen
- uiteenvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uiteenvallen:
Wiktionary Translations for uiteenvallen:
uiteenvallen
verb
uiteenvallen
-
het in stukken verdeeld raken van een groter geheel
- uiteenvallen → desintegrate; fall apart
verb
-
intransitive: break into pieces through being in a dilapidated state
-
break up into one's parts