Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. adverteren:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for adverteren:
    • adverse


Dutch

Detailed Translations for adverteren from Dutch to English

adverteren:

adverteren [znw.] noun

  1. adverteren (advertentie; aankondiging; annonceren; annonce; annoncering)
    the advertisement; the advertising; the advert; the ad; the announcing; the advertizing; the advertizement

adverteren verb (adverteer, adverteert, adverteerde, adverteerden, geadverteerd)

  1. adverteren (werven; aantrekken)
    to recruit
    – seek to employ 1
    • recruit verb (recruits, recruited, recruiting)
      • The lab director recruited an able crew of assistants1
    to solicit; to advertise; to make propaganda; to publish; to advertize
    • solicit verb (solicits, solicited, soliciting)
    • advertise verb, British (advertises, advertised, advertising)
    • make propaganda verb (makes propaganda, made propaganda, making propaganda)
    • publish verb (publishes, published, publishing)
    • advertize verb, American
  2. adverteren (per advertentie aanbieden)
    to advertise; to plug; to advertize
    • advertise verb, British (advertises, advertised, advertising)
    • plug verb (plugs, plugged, plugging)
    • advertize verb, American
  3. adverteren (per advertentie aankondigen; annonceren)
    to advertise; to announce; to advertize
    • advertise verb, British (advertises, advertised, advertising)
    • announce verb (announces, announced, announcing)
    • advertize verb, American

Conjugations for adverteren:

o.t.t.
  1. adverteer
  2. adverteert
  3. adverteert
  4. adverteren
  5. adverteren
  6. adverteren
o.v.t.
  1. adverteerde
  2. adverteerde
  3. adverteerde
  4. adverteerden
  5. adverteerden
  6. adverteerden
v.t.t.
  1. heb geadverteerd
  2. hebt geadverteerd
  3. heeft geadverteerd
  4. hebben geadverteerd
  5. hebben geadverteerd
  6. hebben geadverteerd
v.v.t.
  1. had geadverteerd
  2. had geadverteerd
  3. had geadverteerd
  4. hadden geadverteerd
  5. hadden geadverteerd
  6. hadden geadverteerd
o.t.t.t.
  1. zal adverteren
  2. zult adverteren
  3. zal adverteren
  4. zullen adverteren
  5. zullen adverteren
  6. zullen adverteren
o.v.t.t.
  1. zou adverteren
  2. zou adverteren
  3. zou adverteren
  4. zouden adverteren
  5. zouden adverteren
  6. zouden adverteren
diversen
  1. adverteer!
  2. adverteert!
  3. geadverteerd
  4. adverterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for adverteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
ad aankondiging; advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering advertentie
advert aankondiging; advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering
advertisement aankondiging; advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering aankondiging; advertentie; reclame; reclameadvertentie
advertising aankondiging; advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering reclame
advertizement aankondiging; advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering reclame; reclameadvertentie
advertizing aankondiging; advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering
announcing aankondiging; advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering aankondigen; bekendmaken; melden
plug klem; muurplug; pen; pin; plug; steekcontact; stekker; stekkertje
recruit rekruut
VerbRelated TranslationsOther Translations
advertise aantrekken; adverteren; annonceren; per advertentie aanbieden; per advertentie aankondigen; werven propaganda maken; reclame maken
advertize aantrekken; adverteren; annonceren; per advertentie aanbieden; per advertentie aankondigen; werven propaganda maken; reclame maken
announce adverteren; annonceren; per advertentie aankondigen aandienen; aankondigen; aanschrijven; aanzeggen; afkondigen; annonceren; bekendmaken; berichten; iets aankondigen; in aantocht zijn; informeren; kennis geven; konde doen; meedelen; melden; mening kenbaar maken; proclameren; rapporteren; verkondigen; verslag uitbrengen; zich aandienen; zich voordoen
make propaganda aantrekken; adverteren; werven propaganda maken; reclame maken
plug adverteren; per advertentie aanbieden dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stoppen
publish aantrekken; adverteren; werven openbaren; openen; openstellen; publiceren; toegankelijk maken; uitbrengen; uitgeven; vrijgeven
recruit aantrekken; adverteren; werven aannemen; aantrekken; aanwerven; in dienst nemen; inhuren; rekruteren; ronselen; werven
solicit aantrekken; adverteren; werven hoereren; tippelen

Wiktionary Translations for adverteren: