Summary
Dutch
Detailed Translations for tussenkomen from Dutch to English
tussenkomen:
-
tussenkomen (tussenbeide komen; interfereren; interveniëren; ingrijpen; interrumperen; bemiddelen)
-
tussenkomen (bemiddelen)
Conjugations for tussenkomen:
o.t.t.
- kom tussen
- komt tussen
- komt tussen
- komen tussen
- komen tussen
- komen tussen
o.v.t.
- kwam tussen
- kwam tussen
- kwam tussen
- kwamen tussen
- kwamen tussen
- kwamen tussen
v.t.t.
- ben tussengekomen
- bent tussengekomen
- is tussengekomen
- zijn tussengekomen
- zijn tussengekomen
- zijn tussengekomen
v.v.t.
- was tussengekomen
- was tussengekomen
- was tussengekomen
- waren tussengekomen
- waren tussengekomen
- waren tussengekomen
o.t.t.t.
- zal tussenkomen
- zult tussenkomen
- zal tussenkomen
- zullen tussenkomen
- zullen tussenkomen
- zullen tussenkomen
o.v.t.t.
- zou tussenkomen
- zou tussenkomen
- zou tussenkomen
- zouden tussenkomen
- zouden tussenkomen
- zouden tussenkomen
diversen
- kom tussen!
- komt tussen!
- tussengekomen
- tussenkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tussenkomen:
Wiktionary Translations for tussenkomen:
tussenkomen
verb
-
to interfere in affairs
- meddle → zich; moeien; tussenkomen; bemoeien
-
to come between, or to be between, persons or things
-
to interpose onseself