Summary
Dutch to English: more detail...
- beraad:
- beraden:
-
Wiktionary:
- beraad → reflection, consideration, meeting
Dutch
Detailed Translations for beraad from Dutch to English
beraad:
-
het beraad
Translation Matrix for beraad:
Noun | Related Translations | Other Translations |
consideration | beraad | afweging; beschouwing; bespiegeling; clementie; compassie; consideratie; gevoeligheid mbt het betamelijke; goedertierenheid; inschikkelijkheid; kiesheid; mildheid; observatie; overdenking; overdenking met commentaar; overweging; toegeeflijkheid; toegevendheid; welwillendheid |
deliberation | beraad | afweging; overdenking; overweging |
think it over | beraad | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
think it over | afwegen; beraadslagen; beschouwen; overdenken; overleggen; overwegen |
Related Words for "beraad":
Wiktionary Translations for beraad:
beraad
noun
beraad
-
overweging, overleg
- beraad → reflection; consideration
noun
-
gathering for a purpose
-
the process of considering
beraden:
-
beraden (iets overwegen; overdenken; consideren; afwegen)
Conjugations for beraden:
o.t.t.
- beraad
- beraadt
- beraadt
- beraden
- beraden
- beraden
o.v.t.
- beraadde
- beraadde
- beraadde
- beraadden
- beraadden
- beraadden
v.t.t.
- heb beraden
- hebt beraden
- heeft beraden
- hebben beraden
- hebben beraden
- hebben beraden
v.v.t.
- had beraden
- had beraden
- had beraden
- hadden beraden
- hadden beraden
- hadden beraden
o.t.t.t.
- zal beraden
- zult beraden
- zal beraden
- zullen beraden
- zullen beraden
- zullen beraden
o.v.t.t.
- zou beraden
- zou beraden
- zou beraden
- zouden beraden
- zouden beraden
- zouden beraden
diversen
- beraad!
- beraadt!
- beraden
- beradend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beraden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
consider | afwegen; beraden; consideren; iets overwegen; overdenken | aanbevelen; aanraden; afwegen; bekijken; beraadslagen; beschouwen; bezinnen; considereren; houden voor; iemand recommanderen; in acht nemen; in overweging nemen; kunnen doodvallen; nadenken; nomineren; ontzien; op het oog hebben; overdenken; overleggen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; sparen; veronderstellen te zijn; verschonen; voordragen; wikken en wegen |