Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verzadigd:
  2. verzadigen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verzadigd from Dutch to English

verzadigd:


Translation Matrix for verzadigd:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
contented bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan gelukkig; tevreden; vergenoegd; voldaan
satiated bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan oververzadigd
satisfied bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; vol; voldaan; volgegeten blij; blijgestemd; blijmoedig; opgetogen; opgewekt; verblijd; verheugd; vrolijk
stuffed verzadigd; vol; volgegeten gevuld; opgevuld; vol; volgepropt; volgestopt
ModifierRelated TranslationsOther Translations
full verzadigd; vol; volgegeten afgeladen; gevuld; klankrijk; kompleet; opgevuld; plenair; sonoor; vol; volgestopt; voltallig
fullfilled bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan
sated verzadigd; vol; volgegeten

Wiktionary Translations for verzadigd:

verzadigd
adjective
  1. verzadigd van eten
verzadigd
adjective
  1. satisfied, in relation to eating
  2. with food

verzadigd form of verzadigen:

verzadigen verb (verzadig, verzadigt, verzadigde, verzadigden, verzadigd)

  1. verzadigen (verzadigd maken)
    to saturate
    • saturate verb (saturates, saturated, saturating)
  2. verzadigen (zich de buik vol eten)
    to satiate; to satisfy; to fill; to eat one's fill

Conjugations for verzadigen:

o.t.t.
  1. verzadig
  2. verzadigt
  3. verzadigt
  4. verzadigen
  5. verzadigen
  6. verzadigen
o.v.t.
  1. verzadigde
  2. verzadigde
  3. verzadigde
  4. verzadigden
  5. verzadigden
  6. verzadigden
v.t.t.
  1. heb verzadigd
  2. hebt verzadigd
  3. heeft verzadigd
  4. hebben verzadigd
  5. hebben verzadigd
  6. hebben verzadigd
v.v.t.
  1. had verzadigd
  2. had verzadigd
  3. had verzadigd
  4. hadden verzadigd
  5. hadden verzadigd
  6. hadden verzadigd
o.t.t.t.
  1. zal verzadigen
  2. zult verzadigen
  3. zal verzadigen
  4. zullen verzadigen
  5. zullen verzadigen
  6. zullen verzadigen
o.v.t.t.
  1. zou verzadigen
  2. zou verzadigen
  3. zou verzadigen
  4. zouden verzadigen
  5. zouden verzadigen
  6. zouden verzadigen
diversen
  1. verzadig!
  2. verzadigt!
  3. verzadigd
  4. verzadigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verzadigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fill verzadigen; zich de buik vol eten beslaan; bijvullen; farceren; opvullen; plomberen; ruimte innemen; volgieten; volgooien; volmaken; volplempen; volpompen; volschenken; volstorten; vullen
satiate verzadigen; zich de buik vol eten begeerte stillen; bevredigen; honger stillen; voldoening geven
satisfy verzadigen; zich de buik vol eten begeerte stillen; bevredigen; honger stillen; tevreden stellen; vergenoegen; voldoening geven
saturate verzadigd maken; verzadigen begeerte stillen; bevredigen; honger stillen; voldoening geven
to eat one's fill verzadigen; zich de buik vol eten

Wiktionary Translations for verzadigen:

verzadigen
verb
  1. (overgankelijk) tot bevrediging voeren, geheel aan een behoefte voldoen
verzadigen
verb
  1. satiate
  2. satisfy

Cross Translation:
FromToVia
verzadigen saturate; drench; imbue; pervade; sate; steep saturer — chimie|fr dissoudre dans un liquide la quantité maximale qu’il pouvoir absorber d’une substance.

Related Translations for verzadigd