Verb | Related Translations | Other Translations |
close
|
|
afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten
|
Adverb | Related Translations | Other Translations |
barely
|
amper; bijna geen; haast geen; nauwelijks; ternauwernood
|
|
close
|
|
dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
|
closely
|
rakelings; ternauwernood
|
met een scherp oog; nauwlettend
|
hardly
|
amper; bijna geen; haast geen; nauwelijks; ternauwernood
|
|
narrowly
|
rakelings; ternauwernood
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw
|
scarcely
|
amper; bijna geen; haast geen; nauwelijks; ternauwernood
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
close
|
rakelings; ternauwernood
|
bedompt; benauwd; drukkend; effen; egaal; eindig; gehecht; gelijk; geslepen; glad; muf; plat; strak; vergankelijk; verknocht; vlak; vlakuit; voorbijgaand
|
just
|
rakelings; ternauwernood
|
alleen maar; braaf; daarnet; eenvoudigweg; eerlijk; enkel; juist; kortweg; krek; net; net aan; nog maar; nog maar pas; pas; precies; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; slechts; zojuist; zonet
|