Dutch
Detailed Translations for bulkend from Dutch to English
bulkend form of bulken:
-
bulken
Conjugations for bulken:
o.t.t.
- bulk
- bulkt
- bulkt
- bulken
- bulken
- bulken
o.v.t.
- bulkte
- bulkte
- bulkte
- bulkten
- bulkten
- bulkten
v.t.t.
- heb gebulkt
- hebt gebulkt
- heeft gebulkt
- hebben gebulkt
- hebben gebulkt
- hebben gebulkt
v.v.t.
- had gebulkt
- had gebulkt
- had gebulkt
- hadden gebulkt
- hadden gebulkt
- hadden gebulkt
o.t.t.t.
- zal bulken
- zult bulken
- zal bulken
- zullen bulken
- zullen bulken
- zullen bulken
o.v.t.t.
- zou bulken
- zou bulken
- zou bulken
- zouden bulken
- zouden bulken
- zouden bulken
diversen
- bulk!
- bulkt!
- gebulkt
- bulkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bulken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
rich | bulken | |
roll in money | bulken | |
rolling in the dough | bulken | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
rich | florerend; machtig; moeilijk verteerbaar; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig; slecht verteerbaar; welgesteld; welvarend; zwaar |
External Machine Translations:
English
Detailed Translations for bulkend from English to Dutch
bulkend: (*Using Word and Sentence Splitter)
- bulk: meerderheid; gros; grootste deel; merendeel; massaal
- end: stoppen; afsluiten; eindigen; beëindigen; ophouden; een einde maken aan; belanden; terechtkomen; geraken; verzeilen; einde; slot; sluiting; beëindiging; afronden; afwerken; afmaken; klaarmaken; voltooien; volbrengen; completeren; volmaken; afkrijgen; klaarkrijgen; aankomen; finishen; finale; aflopen; end; ten einde lopen; besluiten; beslissen; naar einde toewerken; teneindelopen; afstand; eindpunt; distantie; halthouden; begrenzen; afgrenzen; van grenzen voorzien; gesprek beëindigen
- End: Beëindigen
External Machine Translations: