Summary
Dutch
Detailed Translations for schandaal from Dutch to English
schandaal:
-
het schandaal
Translation Matrix for schandaal:
Noun | Related Translations | Other Translations |
disgrace | schandaal | afgang; blamage; ongenade; ongunst; schandaaltje; teschandemaking |
ignominy | schandaal | scandaleuze daad; schanddaad; schandelijke daad |
infamy | schandaal | scandaleuze daad; schanddaad; schandelijke daad |
scandal | schandaal | achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; zwartmaken |
shame | schandaal | beschaamdheid; schaamte; schaamtegevoel; schandaaltje |
Verb | Related Translations | Other Translations |
disgrace | blameren; schandaliseren | |
shame | beschaamd voelen; schamen; zich schamen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
shame | zonde |