English
Detailed Translations for datering from English to Dutch
datering: (*Using Word and Sentence Splitter)
- date: datum; dagtekening; afspraak; liaison; afgesproken ontmoeting; dadel; dateren; dagtekenen; verkeren; omgaan met; tijdstip; jaartal
- ring: ring; soort sieraad; bellen; aanbellen; piste; wielerbaan; rondje; cirkel; kring; opbellen; telefoontje plegen; iemand opbellen; ketting; keten; snoer; aaneenschakeling; telefoneren; door de telefoon praten; bonzen; kringel; kringvormig; overgaan; luiden; telefoontje; belletje; beieren; telefonisch bericht; cirkelvorm; kringen vormen