Dutch
Detailed Translations for vloeren from Dutch to English
vloeren:
-
vloeren (neerslaan; onderuithalen; omslaan)
-
vloeren (iemand neerslaan; omslaan)
Conjugations for vloeren:
o.t.t.
- vloer
- vloert
- vloert
- vloeren
- vloeren
- vloeren
o.v.t.
- vloerde
- vloerde
- vloerde
- vloerden
- vloerden
- vloerden
v.t.t.
- heb gevloerd
- hebt gevloerd
- heeft gevloerd
- hebben gevloerd
- hebben gevloerd
- hebben gevloerd
v.v.t.
- had gevloerd
- had gevloerd
- had gevloerd
- hadden gevloerd
- hadden gevloerd
- hadden gevloerd
o.t.t.t.
- zal vloeren
- zult vloeren
- zal vloeren
- zullen vloeren
- zullen vloeren
- zullen vloeren
o.v.t.t.
- zou vloeren
- zou vloeren
- zou vloeren
- zouden vloeren
- zouden vloeren
- zouden vloeren
diversen
- vloer!
- vloert!
- gevloerd
- vloerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vloeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
floor | etage; grond; verdieping; vloer; woonlaag | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fall down | iemand neerslaan; omslaan; vloeren | imploderen; instorten; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerstorten; neervallen; omlaagvallen; op de grond vallen; vallen |
floor | neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren | |
knock down | iemand neerslaan; neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren | neervallen; omverslaan; op de grond vallen |
strike down | iemand neerslaan; omslaan; vloeren | neervallen; op de grond vallen |
Related Words for "vloeren":
vloeren form of vloer:
-
de vloer (grond)
Translation Matrix for vloer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
base | grond; vloer | base; bouwfundament; fundament; fundering; grondslag; grondtal; grondvlak; honk; huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis |
bottom | grond; vloer | achterste; achterwerk; bibs; billen; bodem; kont; ondereinde; onderkant; onderzijde; zitvlak; zitwerk |
floor | grond; vloer | etage; verdieping; woonlaag |
ground | grond; vloer | aarde; aardkorst; afweging; bodem; bodemoppervlak; bouwterrein; gebied; gemalen; grond; kavel; overdenking; overweging; perceel; terrein; vermalen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
base | baseren; begronden; funderen; onderbouwen; onderheien | |
floor | neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren | |
ground | aarden; funderen; gronden; hameren; instellen; invoeren; kloppen met een hamer; koloniseren; onderbouwen; onderheien; oprichten; settelen; stichten; vestigen | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
base | laagstaand; ploertig |