Dutch
Detailed Translations for goedpraten from Dutch to English
goedpraten:
-
goedpraten (rechtpraten)
Conjugations for goedpraten:
o.t.t.
- praat goed
- praat goed
- praat goed
- praten goed
- praten goed
- praten goed
o.v.t.
- praatte goed
- praatte goed
- praatte goed
- praatten goed
- praatten goed
- praatten goed
v.t.t.
- heb goedgepraat
- hebt goedgepraat
- heeft goedgepraat
- hebben goedgepraat
- hebben goedgepraat
- hebben goedgepraat
v.v.t.
- had goedgepraat
- had goedgepraat
- had goedgepraat
- hadden goedgepraat
- hadden goedgepraat
- hadden goedgepraat
o.t.t.t.
- zal goedpraten
- zult goedpraten
- zal goedpraten
- zullen goedpraten
- zullen goedpraten
- zullen goedpraten
o.v.t.t.
- zou goedpraten
- zou goedpraten
- zou goedpraten
- zouden goedpraten
- zouden goedpraten
- zouden goedpraten
diversen
- praat goed!
- praat goed!
- goedgepraat
- goedpratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for goedpraten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
explain away | goedpraten; rechtpraten | |
justify | goedpraten; rechtpraten | aantonen; bewijzen; rechtvaardigen; staven; uitvullen; verantwoorden; wettigen |
Wiktionary Translations for goedpraten:
goedpraten
verb
-
explain with the aim of alleviating guilt or negative judgement