Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitlaatpijp:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitlaatpijp from Dutch to English

uitlaatpijp:

uitlaatpijp [de ~] noun

  1. de uitlaatpijp (uitlaat; vlampijp)
    the exhaust pipe; the outlet; the exhaust; the outflow; the release

Translation Matrix for uitlaatpijp:

NounRelated TranslationsOther Translations
exhaust uitlaat; uitlaatpijp; vlampijp knalpot; uitlaat; uitlaatklep
exhaust pipe uitlaat; uitlaatpijp; vlampijp
outflow uitlaat; uitlaatpijp; vlampijp
outlet uitlaat; uitlaatpijp; vlampijp afvoerbuis; afwatering; afwateringsbuis; contactdoos; lozing; regenpijp; riool; spui; steun en toeverlaat; stopcontact; uitlaatklep; wandcontactdoos; waterafvoer
release uitlaat; uitlaatpijp; vlampijp amnestie; bevrijding; invrijheidstelling; kwijtschelding; loslating; losraken; ontzetting; redding; verlossing; versie; vrijlating; vrijmaking; zaligheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
exhaust afbreken; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten
release afhelpen; amnestie verlenen; bevrijden; bevrijden van; bevrijden van belegeraars; detacheren; in vrijheid stellen; invrijheidstellen; lanceren; laten gaan; laten opstijgen; loskomen; loskrijgen; loslaten; losmaken; loswerken; ontheffen; ontslaan; ontsnappen; ontzetten; op de markt brengen; openen; openstellen; oplaten; scheiden; toegankelijk maken; uitgeven; uitsturen; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; verzenden; vrijgeven; vrijkomen; vrijlaten; wegsturen; wegzenden; zich bevrijden

Related Words for "uitlaatpijp":

  • uitlaatpijpen

Wiktionary Translations for uitlaatpijp:

uitlaatpijp
noun
  1. system consisting of the parts of an engine through which burned gases or steam are discharged