Dutch
Detailed Translations for vozen from Dutch to English
vozen:
-
vozen (geslachtsgemeenschap hebben; neuken)
Conjugations for vozen:
o.t.t.
- voos
- voost
- voost
- vozen
- vozen
- vozen
o.v.t.
- voosde
- voosde
- voosde
- voosden
- voosden
- voosden
v.t.t.
- heb gevoosd
- hebt gevoosd
- heeft gevoosd
- hebben gevoosd
- hebben gevoosd
- hebben gevoosd
v.v.t.
- had gevoosd
- had gevoosd
- had gevoosd
- hadden gevoosd
- hadden gevoosd
- hadden gevoosd
o.t.t.t.
- zal vozen
- zult vozen
- zal vozen
- zullen vozen
- zullen vozen
- zullen vozen
o.v.t.t.
- zou vozen
- zou vozen
- zou vozen
- zouden vozen
- zouden vozen
- zouden vozen
diversen
- voos!
- voost!
- gevoosd
- vozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vozen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
screw | fielt; gladakker; mispunt; naarling; oppotter; rotzak; schoft; schroef; smeerlap; smiecht; stinkerd | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fuck | geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen | neuken; paren; poepen; sexuele gemeenschap hebben; vrijen |
have sexual intercourse | geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen | neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen |
screw | geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen | dichtschroeven; schroeven; vastschroeven |