Dutch
Detailed Translations for aanklampen from Dutch to English
aanklampen:
-
aanklampen (beetgrijpen; grijpen; vastpakken; beetpakken; vastklampen)
Conjugations for aanklampen:
o.t.t.
- klamp aan
- klampt aan
- klampt aan
- klampen aan
- klampen aan
- klampen aan
o.v.t.
- klampte aan
- klampte aan
- klampte aan
- klampten aan
- klampten aan
- klampten aan
v.t.t.
- heb aangeklampt
- hebt aangeklampt
- heeft aangeklampt
- hebben aangeklampt
- hebben aangeklampt
- hebben aangeklampt
v.v.t.
- had aangeklampt
- had aangeklampt
- had aangeklampt
- hadden aangeklampt
- hadden aangeklampt
- hadden aangeklampt
o.t.t.t.
- zal aanklampen
- zult aanklampen
- zal aanklampen
- zullen aanklampen
- zullen aanklampen
- zullen aanklampen
o.v.t.t.
- zou aanklampen
- zou aanklampen
- zou aanklampen
- zouden aanklampen
- zouden aanklampen
- zouden aanklampen
diversen
- klamp aan!
- klampt aan!
- aangeklampt
- aanklampende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanklampen (beetpakken; aangrijpen; aanpakken; aanvatten)
Translation Matrix for aanklampen:
Wiktionary Translations for aanklampen:
aanklampen
Cross Translation:
verb
-
to approach and speak to boldly or aggressively, as with a demand or request
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanklampen | → begin; commence; start; collide with; crash into; bring up; broach; land; address; accost; hitch on; hook on; attach; approach; deal with; tackle; berth | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |
• aanklampen | → question; address; accost | ↔ interpeller — Interpeller |