Dutch
Detailed Translations for nakijken from Dutch to English
nakijken:
-
nakijken (controleren; nagaan)
-
nakijken (nazien)
Conjugations for nakijken:
o.t.t.
- kijk na
- kijkt na
- kijkt na
- kijken na
- kijken na
- kijken na
o.v.t.
- keek na
- keek na
- keek na
- keken na
- keken na
- keken na
v.t.t.
- heb nagekeken
- hebt nagekeken
- heeft nagekeken
- hebben nagekeken
- hebben nagekeken
- hebben nagekeken
v.v.t.
- had nagekeken
- had nagekeken
- had nagekeken
- hadden nagekeken
- hadden nagekeken
- hadden nagekeken
o.t.t.t.
- zal nakijken
- zult nakijken
- zal nakijken
- zullen nakijken
- zullen nakijken
- zullen nakijken
o.v.t.t.
- zou nakijken
- zou nakijken
- zou nakijken
- zouden nakijken
- zouden nakijken
- zouden nakijken
diversen
- kijk na!
- kijkt na!
- nagekeken
- nakijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nakijken:
Synonyms for "nakijken":
Related Definitions for "nakijken":
Wiktionary Translations for nakijken:
nakijken
Cross Translation:
verb
nakijken
-
corrigeren van een geschreven tekst of huiswerk
- nakijken → check
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nakijken | → examine; peruse; study; question; scrutinize | ↔ examiner — observer avec attention, avec réflexion. |
• nakijken | → watch over; examine; oversee | ↔ surveiller — observer avec attention ; examiner ; contrôler. |
• nakijken | → check; verify; audit | ↔ vérifier — examiner, rechercher si une chose est vraie, si elle est telle qu’elle doit être ou qu’on l’déclarer. |