Summary
Dutch to English: more detail...
- regelmatigheid:
- regelmatig:
-
Wiktionary:
- regelmatigheid → regularity
- regelmatig → regular
- regelmatig → regularly
- regelmatig → at regular intervals, regularly, regular, on a regular basis, on time, prompt, punctual, timely, accurate, even, steady, constant
Dutch
Detailed Translations for regelmatigheid from Dutch to English
regelmatigheid:
-
de regelmatigheid
Translation Matrix for regelmatigheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
evenness | regelmatigheid | analogie; effenheid; gelijkaardigheid; gelijkheid; gelijkmatigheid; gelijksoortigheid; soortgelijkheid; vlakheid |
regularity | regelmatigheid | gelijkmatigheid; gelijkmoedigheid; kalmte; onverstoorbaarheid; orde; regelmaat |
Related Words for "regelmatigheid":
Wiktionary Translations for regelmatigheid:
regelmatigheid
noun
-
Het volgen van vaste regels
- regelmatigheid → regularity
regelmatigheid form of regelmatig:
-
regelmatig (regulier; geregeld; op vaste tijden)
regularly; regular; frequently; frequent; normal; at set times-
regularly adv
-
regular adj
-
frequently adv
-
frequent adj
-
normal adj
-
at set times adj
-
-
regelmatig (met regelmaat)
-
regelmatig (vaak)
-
regelmatig (met vast ritme; geregeld)
regularly; systematically; frequently; often-
regularly adv
-
systematically adv
-
frequently adv
-
often adv
-
Translation Matrix for regelmatig:
Related Words for "regelmatig":
Related Definitions for "regelmatig":
Wiktionary Translations for regelmatig:
regelmatig
Cross Translation:
adjective
regelmatig
-
aan een bepaalde regel gehoorzamend
- regelmatig → regular
-
op gezette tijden
- regelmatig → regularly
adjective
-
with constant frequency
-
obeying rules
-
grammar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• regelmatig | → at regular intervals; regularly; regular; on a regular basis | ↔ regelmäßig — in festen örtlichen oder zeitlichen Abständen wiederholen |
• regelmatig | → regular; on time; prompt; punctual; timely; accurate; even; steady; constant | ↔ régulier — Qui a de la régularité, qui est conforme à des règles, soit naturelles, soit de convention ; qui est constant, uniforme. |