Summary
Dutch to English: more detail...
-
trommel:
- drum; canister; can; tin; box; storage can; container; little drum; little can; bin
- trommelen:
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for trommel from Dutch to English
trommel:
Translation Matrix for trommel:
Related Words for "trommel":
trommelen:
-
trommelen (roffelen; de trom roeren)
Conjugations for trommelen:
o.t.t.
- trommel
- trommelt
- trommelt
- trommelen
- trommelen
- trommelen
o.v.t.
- trommelde
- trommelde
- trommelde
- trommelden
- trommelden
- trommelden
v.t.t.
- heb getrommeld
- hebt getrommeld
- heeft getrommeld
- hebben getrommeld
- hebben getrommeld
- hebben getrommeld
v.v.t.
- had getrommeld
- had getrommeld
- had getrommeld
- hadden getrommeld
- hadden getrommeld
- hadden getrommeld
o.t.t.t.
- zal trommelen
- zult trommelen
- zal trommelen
- zullen trommelen
- zullen trommelen
- zullen trommelen
o.v.t.t.
- zou trommelen
- zou trommelen
- zou trommelen
- zouden trommelen
- zouden trommelen
- zouden trommelen
en verder
- ben getrommeld
- bent getrommeld
- is getrommeld
- zijn getrommeld
- zijn getrommeld
- zijn getrommeld
diversen
- trommel!
- trommelt!
- getrommeld
- trommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for trommelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
drum | bak; barrel; emmer; fust; jerrycan; kuip; pot; teil; ton; trom; trommel; vat | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
beat the drum | de trom roeren; roffelen; trommelen | |
drum | de trom roeren; roffelen; trommelen | hameren; kloppen met een hamer |
play the drum | de trom roeren; roffelen; trommelen |