Dutch
Detailed Translations for verfijnen from Dutch to English
verfijnen:
-
verfijnen (veredelen)
Conjugations for verfijnen:
o.t.t.
- verfijn
- verfijnt
- verfijnt
- verfijnen
- verfijnen
- verfijnen
o.v.t.
- verfijnde
- verfijnde
- verfijnde
- verfijnden
- verfijnden
- verfijnden
v.t.t.
- heb verfijnd
- hebt verfijnd
- heeft verfijnd
- hebben verfijnd
- hebben verfijnd
- hebben verfijnd
v.v.t.
- had verfijnd
- had verfijnd
- had verfijnd
- hadden verfijnd
- hadden verfijnd
- hadden verfijnd
o.t.t.t.
- zal verfijnen
- zult verfijnen
- zal verfijnen
- zullen verfijnen
- zullen verfijnen
- zullen verfijnen
o.v.t.t.
- zou verfijnen
- zou verfijnen
- zou verfijnen
- zouden verfijnen
- zouden verfijnen
- zouden verfijnen
diversen
- verfijn!
- verfijnt!
- verfijnd
- verfijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verfijnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ennoble | veredelen; verfijnen | in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen |
refine | veredelen; verfijnen | bijschaven; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; perfectioneren; raffineren; reinigen |