Summary
Dutch
Detailed Translations for vormgeven from Dutch to English
vormgeven:
Conjugations for vormgeven:
o.t.t.
- geef vorm
- geeft vorm
- geeft vorm
- geven vorm
- geven vorm
- geven vorm
o.v.t.
- gaf vorm
- gaf vorm
- gaf vorm
- gaven vorm
- gaven vorm
- gaven vorm
v.t.t.
- heb vormgegeven
- hebt vormgegeven
- heeft vormgegeven
- hebben vormgegeven
- hebben vormgegeven
- hebben vormgegeven
v.v.t.
- had vormgegeven
- had vormgegeven
- had vormgegeven
- hadden vormgegeven
- hadden vormgegeven
- hadden vormgegeven
o.t.t.t.
- zal vormgeven
- zult vormgeven
- zal vormgeven
- zullen vormgeven
- zullen vormgeven
- zullen vormgeven
o.v.t.t.
- zou vormgeven
- zou vormgeven
- zou vormgeven
- zouden vormgeven
- zouden vormgeven
- zouden vormgeven
diversen
- geef vorm!
- geeft vorm!
- vormgegeven
- vormgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze