Summary
Dutch
Detailed Translations for wegzenden from Dutch to English
wegzenden:
Conjugations for wegzenden:
o.t.t.
- zend weg
- zendt weg
- zendt weg
- zenden weg
- zenden weg
- zenden weg
o.v.t.
- zond weg
- zond weg
- zond weg
- zonden weg
- zonden weg
- zonden weg
v.t.t.
- heb weggezonden
- hebt weggezonden
- heeft weggezonden
- hebben weggezonden
- hebben weggezonden
- hebben weggezonden
v.v.t.
- had weggezonden
- had weggezonden
- had weggezonden
- hadden weggezonden
- hadden weggezonden
- hadden weggezonden
o.t.t.t.
- zal wegzenden
- zult wegzenden
- zal wegzenden
- zullen wegzenden
- zullen wegzenden
- zullen wegzenden
o.v.t.t.
- zou wegzenden
- zou wegzenden
- zou wegzenden
- zouden wegzenden
- zouden wegzenden
- zouden wegzenden
diversen
- zend weg!
- zendt weg!
- weggezonden
- wegzendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze