Dutch
Detailed Translations for aanhef from Dutch to English
aanhef:
Translation Matrix for aanhef:
Noun | Related Translations | Other Translations |
beginning | aanhef; hoofd; titel | aanheffen; aansnijden; aanvang; aanvangen; begin; beginne; beginnen; entameren; inzet; inzetten; opening; start |
beginning of a letter | aanhef; hoofd; titel |
aanhef form of aanheffen:
-
aanheffen (inzetten)
Translation Matrix for aanheffen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
beginning | aanheffen; inzetten | aanhef; aansnijden; aanvang; aanvangen; begin; beginne; beginnen; entameren; hoofd; inzet; opening; start; titel |
raising | aanheffen; inzetten | het omhoogheffen; kweken; omhoog werpen; opheffing; opwerpen; telen; verbouwen |
starting | aanheffen; inzetten | aansnijden; aanvangen; afreis; afvaart; afvaren; beginnen; entameren; uitvaren; vertrek |
striking up | aanheffen; inzetten |